cls@truffula.sj.ca.us
),
Alessandro Rubini (rubini@linux.it
). Vertaling: Jasper Aukes (jasper@nl.linux.org
).Alhoewel de documentatie in Lilo's bronbestanden (die geinstalleerd zijn in
/usr/doc/lilo
-versie) erg begrijpelijk is, hebben de meeste Linux
gebruikers problemen met het maken van een eigen
/etc/lilo.conf
bestand. Dit document is bedoeld om hen te
ondersteunen door ze minimale informatie te geven en door het tonen van een
vijftal eenvoudige installatie-voorbeelden:
/dev/hdc
die boot als /dev/hda
. Normaal
gesproken is dit nodig als je Linux installeert op een nieuwe disk vanaf je
draaiende systeem. Het laat ook zien hoe van een SCSI disk op te starten is als
je BIOS modern genoeg is.De laatste drie voorbeelden zijn van Cameron, cls@truffula.sj.ca.us
, die
het originele document schreef. Alessandro rubini@linux.it
, die momenteel
het document onderhoudt, draait enkel Linux en kan ze niet zelf verifieren of
updaten. Onnodig te zeggen dat commentaar welkom is.
Als Lilo het systeem opstart, gebruikt het BIOS calls om de Linux kernel van de disk (IDE drive, floppy of wat dan ook) te laden. Daarom moet de kernel staan op een plek waar het BIOS bij kan.
Tijdens het opstarten is Lilo niet in staat om filesystem gegevens te lezen en
iedere padnaam die in /etc/lilo.conf
staat wordt gevonden tijdens het
installeren (als je /sbin/lilo draait). Tijdens het installeren bouwt
het programma de tabellen waarin de sectoren staan die gebruikt worden door de
bestanden die het operating systeem laden. Een consequentie hiervan is, dat al
deze bestanden in een partitie moeten staan die toegankelijk is voor het BIOS
(de bestanden staan meestal in de /boot
directory, wat betekent dat
alleen de root partitie van je Linux systeem door het BIOS benaderbaar moet
zijn).
Een andere consequentie van het BIOS gebaseerd zijn is dat je de lader moet her-installeren (d.w.z, /sbin/lilo draaien) telkens als je de Lilo setup wijzigt. Telkens als je een nieuwe kernel compileert en hem over je oude image heen zet, moet je Lilo opnieuw installeren.
De boot=
opdracht in /etc/lilo.conf
vertelt Lilo waar het de
primaire boot loader moet neerzetten. In het algemeen kun je hier het master
boot record (/dev/hda
) of de root partitie van je Linux installatie
(is normaal gesproken /dev/hda1
) aangeven.
Als je nog een ander operating systeem op je harde schijf hebt geinstalleerd, kun je Lilo beter in de root partitie zetten in plaats van het MBR. In dat geval moet je de partitie als ``bootable'' markeren door het ``a'' commando van fdisk of het ``b'' commando van cfdisk te gebruiken. Als je het master boot record niet overschrijft is het makkelijker om Linux en Lilo te de-installeren als dat nodig is.
Persoonlijk gebruik ik geen LBA of LARGE instellingen in het BIOS (maar ik draai enkel Linux); het is een enorm knullige oplossing, veroorzaakt door ontwerpfouten in de PC wereld. Hierdoor moet de kernel in de eerste 1024 cylinders staan, maar dat is geen probleem zolang je je harddisks partitioneert en je de root partitie klein houdt (wat je toch al moet doen).
Als je harddisk al een ander operating systeem bevat kun je de BIOS instellingen niet aanpassen, anders draait het oude systeem niet meer. Alle recente Lilo distributies kunnen met LBA en LARGE disk instellingen overweg.
Merk op dat de "linear
" variabele in /etc/lilo.conf
kan helpen
tegen afmetings problemen. De variabele instrueert Lilo om lineaire sector
adressen te gebruiken in plaats van sector/head/cylinder tupels.
De conversie naar 3D adressen is vertraagd naar run-time en maakt zodoende de
setup beter bestand tegen afmetings problemen.
Als je meer dan een harddisk hebt en sommigen hiervan alleen door Linux gebruikt worden, maar niet betrokken zijn bij het boot proces, kan je je BIOS vertellen dat ze niet geinstalleerd zijn. Je systeem zal sneller opstarten en Linux zal de disks zelf heel snel detecteren. Ik wissel vaak disks in mijn computers, maar kom nooit aan de BIOS configuratie.
Als je de Lilo prompt ziet, kan je door op de <Tab> toets te drukken een lijst met mogelijke keuzes te voorschijn halen. Als Lilo niet geconfigureerd is om interactief te zijn, moet je de <Alt> of de <Shift> toets ingedrukt houden voordat de ``LILO'' melding verschijnt.
Als je kiest om een Linux kernel op te starten, kun je command-line argumenten toevoegen achter de naam van het systeem dat je kiest. De kernel accepteert vele command-line argumenten. Alle argumenten worden opgesomt in de ``BootPrompt-HOWTO'' van Paul Gortmaker en ik zal ze hier niet herhalen. Een paar command-line argumenten zijn echter bijzonder belangrijk en zullen hier beschreven worden:
root=
: je kunt de Linux kernel vertellen als root een andere partitie
te mounten dan degene die in lilo.conf
staat.
Mijn systeem bijvoorbeeld heeft een hele kleine partite met een minimale
Linux installatie erop en ik kan het systeem ermee opstarten als ik per
ongeluk mijn root partitie vernield heb.init=
: kernel versie 1.3.43 en nieuwer kan in plaats van
/sbin/init
, het gespecificeerde commando uitvoeren. Als je
vervelende problemen tijdens het opstarten ondervindt, kun je het kale
systeem benaderen door init=/bin/sh
op te geven (als je dan de
shell prompt krijgt zul je hoogst waarschijnlijk zelf je disks moeten
mounten: probeer ``mount -w -n -o remount /; mount -a
'' en
onthoud om ``umount -a
'' te doen voordat je de computer uit
doet./etc/inittab
en
/etc/rc*.d
na om dit verder uit te zoeken.Als Lilo de boot sector overschrijft, bewaart het een kopie in
/boot/boot.
xxyy, waar xxyy de major en minor getallen van het
device zijn in hexadecimale notatie. Je kunt de major en minor getallen van je
disk of partitie zien door ``ls -l /dev/
device'' te draaien.
Bijvoorbeeld, de eerste sector van /dev/hda
(major 3, minor 0) zal
bewaard worden in /boot/boot.0300
, als je Lilo installeert op
/dev/fd0
wordt /boot/boot.0200
aangemaakt en als je Lilo op
/dev/sdb3
(major 8, minor 19) installeert, wordt
/boot/boot.0819
aangemaakt. Merk op dat Lilo het bestand niet aan zal
maken als er al een is. Je hoeft je dus geen zorgen te maken over de reserve
kopie als je Lilo her-installeert (bijvoorbeeld nadat je een nieuwe kernel hebt
gecompileerd). De reserve kopieen in /boot/
zijn altijd een
momentopname van de situatie voor de installatie van Lilo.
Als je ooit Lilo wilt verwijderen (bijvoorbeeld in het jammerlijke geval dat je
Linux wilt de-installeren), dan hoef je alleen de originele boot sector te
herstellen. Als Lilo geinstalleerd is op /dev/hda
, dan hoef je alleen
``dd if=/boot/boot.0300 of=/dev/hda bs=446 count=1
'' te doen (Ik doe
zelf gewoon ``cat /boot/boot.0300 > /dev/hda
'', maar dat is niet
veilig, omdat het tevens de originele partitie tabel herstelt, terwijl je die
intussen ook aangepast zou kunnen hebben). Dit commando is veel eenvoudiger
te draaien dan ``fdisk /mbr
'' in een DOS shell te draaien: het staat
je toe Linux netjes van een disk te verwijderen zonder ook maar iets anders op
te starten dan Linux. Nadat Lilo verwijderd is kunnen met Linux' fdisk
alle Linux partities vernietigd worden (DOS' fdisk kan dat niet)
Als je Lilo op je root partitie hebt geinstalleerd (bv. /dev/hda2
),
hoeft je niets speciaals te doen om Lilo te verwijderen. Draai Linux'
fdisk om de Linux partities te verwijderen uit de partitie tabel. Je
moet ook de DOS partitie als ``bootable'' markeren.
De meeste Lilo installaties hebben een configuratie file zoals hieronder:
boot = /dev/hda # of je root partitie delay = 10 # vertraging, in tienden van een sec. (zodat je kunt kiezen) vga = 0 # optioneel. Gebruik "vga=1" om 80x50 te krijgen #linear # probeer "linear" bij afmetings problemen. image = /boot/vmlinux # je zImage bestand root = /dev/hda1 # je root partitie label = Linux # of een willekeurige hippe naam read-only # mount root 'alleen lezen' other = /dev/hda4 # je dos partitie, als die er is table = /dev/hda # de huidige partitie tabel label = dos # of elke willekeurige saaie naam
Je kunt meerdere ``image'' en ``other'' secties gebruiken als je wilt. Het is niet ongebruikelijk om verschillende kernel images te configureren in je lilo.conf, ten minste, als je de kernel ontwikkelingen bijhoudt.
Als je een ``zImage'' kernel compileert en deze te groot is om in een halve
megabyte te passen (wat gebruikelijk is voor de nieuwe 2.2 kernels), moet je een
`` big zImage'' maken: ``make bzImage
''. Om een grote kernel image op
te starten hoef je verder niets speciaals te doen, maar je hebt versie 18 of
hoger van Lilo nodig. Als je installatie ouder is moet je je Lilo pakket
upgraden.
In aanvulling op de Lilo documentatie is er een aantal mini-howto's die handig kunnen zijn. Deze zijn allemaal ``Linux+foobarOS'' genoemd, ze gaan over het naast elkaar bestaan van Linux en een ander(e) besturingssyste(em/men). Daarnaast beschrijft ``Multiboot-with-LILO'' hoe de verschillende Windows smaken naast Linux kunnen bestaan.
Lilo staat toe de kernel image op de ene disk te zetten en de BIOS te instrueren
hem van een andere disk te halen. Het is bijvoorbeeld normaal voor mij om Linux
te installeren op een disk die ik aansluit op hdc
(master disk van de
secundaire controller) en hem op te starten als 'standalone' systeem op de
primary IDE controller van een andere computer. Ik heb de installatie floppy
gekopieerd naar een kleine partitie, zodat ik hem chroot kan draaien in
een virtueel console om hdc
te installeren terwijl ik het systeem voor
andere doeleinden gebruik.
Het lilo.conf bestand dat ik gebruikte om Lilo te installeren zag er als volgt uit:
# Dit file moet gebruikt worden voor een systeem dat vanaf /dev/hdc draait boot = /dev/hdc # overschrijf MBR van hdc disk = /dev/hdc # vertel hoe hdc eruit ziet: bios = 0x80 # de bios zal het als de eerste drive zien delay = 0 vga = 0 image = /boot/vmlinux # dit staat op /dev/hdc1 root = /dev/hda1 # maar is tijdens het opstarten hda1 label = Linux read-only
Dit configuratie bestand moet door Lilo gelezen worden die
van /dev/hdc1 gedraaid wordt. De Lilo tabellen die geschreven worden in
de boot sector (/dev/hdc
) moeten refereren aan bestanden in
/boot
(momenteel geinstalleerd als hdc); die files zullen worden
benaderd via hda wanneer deze disk geboot zal worden als standalone systeem.
Ik noem dit configuratie bestand /mnt/etc/lilo.conf.hdc
.
(/mnt
is waar hdc gemount wordt tijdens de installatie) Ik installeer
Lilo door ``cd /mnt; chroot . sbin/lilo -C /etc/lilo.conf.hdc
'' aan
te roepen. Bekijk de manual-page van chroot als dit magisch oogt.
De ``bios=
'' opdracht in lilo.conf
wordt gebruikt om Lilo te
vertellen wat het BIOS over je apparaten weet. BIOS calls identificeren floppy
drives en harddisks met een nummer: 0x00 en 0x01 selecteren de floppy drives,
0x80 en volgend selecteren harddisks (oude BIOSsen kunnen maar twee disks aan).
De betekenis van ``bios = 0x80
'' in het vorige voorbeeld betekent dus
``gebruik 0x80 in je BIOS calls voor /dev/hdc
''.
Deze Lilo opdracht kan handig zijn in andere situaties, bijvoorbeeld wanneer je BIOS van SCSI disks kan opstarten in plaats van IDE disks. Als IDE en SCSI beide aanwezig zijn, kan Lilo niet uitmaken naar welke van de twee 0x80 verwijst omdat de gebruiker dat kan kiezen in de BIOS configuratie menu's en de BIOS niet benaderbaar is terwijl Linux draait.
Standaard gaat Lilo ervan uit dat IDE drives als eerste door de BIOS worden
ingedeeld, maar dit kan worden overschreven door gebruik te maken van ongeveer
de volgende instructies in /etc/lilo.conf
:
disk = /dev/sda bios = 0x80
Ik heb twee IDE disks en een SCSI disk. De SCSI disk wordt niet door het BIOS gedetecteerd. De Linux Loader, Lilo, gebruikt BIOS calls en kan alleen de drives zien die het BIOS kan zien. Mijn achterlijke AMI BIOS wil alleen opstarten van "A:" of "C:" Mijn root filesysteem staat op een partitie op de SCSI disk.
De oplossing bestaat uit het opslaan van de kernel, het map bestand en ketting lader in een Linux partitie op de eerste IDE disk. Merk op dat het niet noodzakelijk is om je kernel op je root partitie te hebben staan.
De tweede partitie van mijn eerste IDE disk (/dev/hda2
, de Linux
partitie die gebruikt wordt om het systeem op te starten) is gemount onder
/u2
. Hier komt het /etc/lilo.conf
bestand dat ik gebruikte:
# Installeer Lilo op het Master Boot Record # op de eerste IDE disk. # boot = /dev/hda # /sbin/lilo (het installatie programma) kopieert het Lilo boot record # van het volgende bestand naar de MBR locatie. install = /u2/etc/lilo/boot.b # # Ik heb een uitgebreid boot menu geschreven. Lilo vindt het hier. message = /u2/etc/lilo/message # Het installatieprogramma zal het volgende bestand gaan aanmaken. Het vertelt # de boot-loader waar de blokken van de kernel staan. map = /u2/etc/lilo/map compact prompt # Wacht 10 seconde, start daarna de 1.2.1 kernel als standaard. timeout = 100 # De kernel is opgeslagen op een plaats waar het BIOS het kan zien door: # cp -p /usr/src/linux/arch/i386/boot/zImage /u2/z1.2.1 image = /u2/z1.2.1 label = 1.2.1 # Lilo vertelt de kernel om de eerste SCSI partitie te mounten # als root partitie. Het BIOS hoeft dit niet te kunnen zien. root = /dev/sda1 # Deze partitie zal gecontroleerd en opnieuw gemount worden door /etc/rc.d/rc.S read-only # Ik heb een oude Slackware kernel bewaard voor het geval ik een kernel heb # gebouwd die niet werkt. Ik heb deze echt een keer nodig gehad. image = /u2/z1.0.9 label = 1.0.9 root = /dev/sda1 read-only # Mijn DR-DOS 6 partitie. other = /dev/hda1 loader=/u2/etc/lilo/chain.b label = dos alias = m
Het systeem op kantoor heeft een 1GB IDE disk. Het BIOS kan alleen de eerste
504 MB van de IDE disk zien. (Waar MB 2**10 bytes betekent, niet 10**6 bytes.)
Ik heb MS-DOS op een 350 MB partitie /dev/hda1
en mijn Linux root op
een 120 MB partitie /dev/hda2
.
MS-DOS kon zichzelf niet goed installeren toen de disk nieuw was. Novell DOS 7 had hetzelfde probleem. Gelukkig was "Options by IBM" vergeten om de "OnTrack" diskette in de doos van de disk te doen. De disk had vergezeld moeten zijn van een produkt genaamd "OnTrack Disk Manager." Als je enkel MSDOS hebt, moet je het denk ik gebruiken.
Ik maakte dus een partitie tabel met Linux' fdisk. MSDOS-6.2 weigerde zich te
installeren in /dev/hda1
. Het zei iets als ``deze uitgave van MS-DOS is
voor nieuwe installaties. Je computer heeft al MS-DOS dus je hebt een upgrade
uitgave van je verkoper nodig.'' In feite was de disk gloednieuw.
Wat een zootje! Ik draaide Linux' fdisk opnieuw en verwijderde partitie 1 van de tabel. Dit stelde MS-DOS 6.2 tevreden die doorging met het zelf aanmaken van exact dezelfde partitie 1 die ik zojuist zelf verwijderd had. MS-DOS 6.2 schreef zijn Master Boot Record op de disk, maar kon niet opstarten.
Gelukkig had ik een Slackware kernel op een floppy (aangemaakt door het
Slackware installatie programma "setup"), dus ik startte Linux op en schreef
Lilo over MS-DOS' defecte MBR. Dit werkt. Hier is het /etc/lilo.conf
bestand dat ik gebruikte:
boot = /dev/hda map = /lilo-map delay = 100 ramdisk = 0 # Schakelt ramdisk uit in Slackware kernel timeout = 100 prompt disk = /dev/hda # BIOS ziet slechts eerste 500 MB. bios = 0x80 # specificeert de eerste IDE disk. sectors = 63 # haal de cijfers uit de documentatie van je disk. heads = 16 cylinders = 2100 image = /vmlinuz append = "hd=2100,16,63" root = /dev/hda2 label = linux read-only vga = extended other = /dev/hda1 label = msdos table = /dev/hda loader = /boot/chain.b
Nadat ik deze systemen had geinstalleerd, verifieerde ik dat de partitie de zImage, boot.b, map, chain.b bevatte en begreep ik dat de bestanden gebruik kunnen maken van een MSDOS bestandssysteem zolang ze maar niet "gestackerd" of "gedoublespaced" zijn.
Ik heb ook geleerd dat "OnTrack" een partitie tabel zou hebben geschreven die begon met een tiental bytes verderop op de drive, in plaats van aan het begin en het is mogelijk om de Linux driver zo om te schrijven dat het dit probleem ook omzeilt. Maar installeren zou onmogelijk geweest zijn met de voorgecompileerde Slackware kernel. Uiteindelijk zond IBM me een "OnTrack" diskette. Ik belde OnTrack's technische ondersteuning. Ze vertelden me dat Linux onbruikbaar is omdat Linux het BIOS niet gebruikt. Ik heb de diskette weggegeven.
Vervolgens installeerde ik Windows-95 op het systeem van kantoor. Ik gooide mijn fraaie Lilo MBR weg, maar liet mijn Linux partities in stand. Kernels doen er te lang over om van floppy te starten dus ik maakte een floppy met een werkende Lilo setup erop die mijn kernel van IDE kon opstarten.
Ik maakte de Lilo floppy alsvolgt:
fdformat /dev/fd0H1440 # leg tracks op een nieuwe diskette mkfs -t minix /dev/fd0 1440 # maak een minix filesysteem aan mount /dev/fd0 /mnt # mount in het standaard tijdelijke mount point cp -p /boot/chain.b /mnt # kopieer de chain loader lilo -C /etc/lilo.flop # installeer Lilo en de map op de diskette. umount /mnt
Merk op dat de diskette gemount moet zijn als je het installatie programma draait zodat Lilo zijn map bestand netjes kan wegschrijven.
Dit is het /etc/lilo.flop bestand. Het is bijna dezelfde als de vorige:
# Maakt een floppy dat de kernels van HD kan opstarten. boot = /dev/fd0 map = /mnt/lilo-map delay = 100 ramdisk = 0 timeout = 100 prompt disk = /dev/hda # 1 GB IDE, BIOS ziet alleen de eerste 500 MB. bios=0x80 sectors = 63 heads = 16 cylinders = 2100 image = /vmlinuz append = "hd=2100,16,63" root = /dev/hda2 label = linux read-only vga = extended other = /dev/hda1 label = msdos table = /dev/hda loader = /mnt/chain.b
Eindelijk had ik MS-DOS 6.2, maar ik wilde niet meer aan mijn eerste drive
komen. Ik voegde een SCSI controller toe met een drive, maakte er een msdos
filesysteem met Linux' mkdosfs en Windows ziet het als "D:". Maar natuurlijk
kan MSDOS niet opstarten vanaf D:. Dit is echter geen probleem als je Lilo hebt.
Ik voegde het volgende toe aan lilo.conf
van Voorbeeld 2.
other = /dev/sda1 label = d6.2 table = /dev/sda loader = /boot/any_d.bMet deze aanpassing draait MSDOS-6.2 en denkt dat het op C: is en Windows op D:.